Uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten instelling: kan dat zomaar?

 

Het antwoord daarop is natuurlijk: nee. Zo’n ingrijpende beslissing over een minderjarige moet door de kinderrechter genomen worden. De kinderrechter moet een machtiging verlenen om een minderjarige in een gesloten instelling te kunnen plaatsen. Als de kinderrechter geen machtiging verleend, mag een minderjarige ook niet uit huis geplaatst worden. Tussenkomst van de kinderrechter is dus vereist.

 

De kinderrechter moet bepalen of aan de wettelijke vereisten om een minderjarige in een gesloten instelling te plaatsen, is voldaan. In de eerste plaats moet deze jeugdhulp naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van een minderjarige naar volwassenheid ernstig belemmeren én daarnaast moet de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat een minderjarige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Verder moet een gekwalificeerde gedragswetenschapper een minderjarige hebben onderzocht en instemming voor de gesloten uithuisplaatsing hebben gegeven.

 

En wat is de rol van de ouders? Voor de rol van de ouders moet onderscheid gemaakt worden tussen gesloten plaatsing in een gedwongen kader en in een vrijwillig kader. Wanneer sprake is van gesloten plaatsing in een gedwongen kader is, naast de hierboven genoemde vereisten, een ondertoezichtstelling noodzakelijk. De instemming van de ouders is in dit geval niet vereist, zoals het woord ‘gedwongen’ eigenlijk ook al deed vermoeden.

 

Indien er sprake is van het vrijwillig kader moet de wettelijk vertegenwoordiger (de ouders) met de opneming en het verblijf van een minderjarige in de gesloten instelling instemmen. Instemming van de ouders is in dat geval dus wél noodzakelijk. Maar wat nu als de ouders in eerste instantie hun instemming hebben verleend, maar deze instemming vervolgens intrekken? De Jeugdwet bepaalt dat een minderjarige in die gevallen ten hoogte veertien dagen in een gesloten instelling mag verblijven, in plaats van de maximale duur van één jaar die de kinderrechter kan bepalen.