Op 1 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep een belangrijke uitspraak gedaan voor studenten van wie wordt gesteld dat zij een onjuist BRP-adres hebben opgegeven.

Ten eerste stelt de Centrale Raad van Beroep dat de bewijslast rust op DUO en niet op de student. Meestal is dit gebaseerd op een huisbezoek op het BRP-adres van de studerende en soms het adres van de ouders en of een buurtonderzoek.

Het resultaat wordt geëxtrapoleerd naar het verleden, zonder dat hieraan bewijzen ten grondslag liggen. Volgens de Centrale Raad van Beroep mag dit maximaal 12 maanden.

Indien er twijfel bestaat over het antwoord of de studerende gehandeld heeft in strijd met de Wet Studiefinanciering, dient het voordeel van de twijfel aan de studenten te worden gegund.

Voor wat betreft de hoogte van de boete is de standaardregel dat 50% van het bedrag dat wordt teruggevorderd, als boete wordt opgelegd.

Immers, moeilijk denkbaar is dat overschrijving naar een ander adres niet opzettelijk wordt geregeld en evenmin laat zich gemakkelijk denken dat een studerende na een weloverwogen overschrijving niet verhuist zonder dat hij zich daarvan bewust is. Van verminderde verwijtbaarheid zal slechts bij een gering deel van de gevallen sprake zijn.

Echter, als gevolg van bijzondere omstandigheden, kan hier wel sprake van zijn. Bijvoorbeeld bij onachtzaamheid, waardoor een overschrijving naar het nieuwe adres niet tijdig is geschied, dan wel dat de student een onjuiste keuze heeft gemaakt bij verblijf op meerdere adressen ten gevolge van bijzondere omstandigheden.

Er zijn derhalve genoeg verweren aan te voeren tegen de terugvordering van studiefinanciering cq het opleggen van een boete van 50% van het terug te vorderen bedrag.