Op grond van art. 509hh Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie in geval van verdenking van een strafbaar feit een gedragsaanwijzing geven aan een verdachte tegen wie ernstige bezwaren bestaan. Deze gedragsaanwijzing kan inhouden dat de verdachte niet in een bepaald gebied mag komen, geen contact mag hebben met bepaalde personen, zich op bepaalde tijdstippen moet melden of dat hij zich moet laten begeleiden bij hulpverlening. De officier van justitie moet deze gedragsaanwijzing schriftelijk bekend maken, waarbij de datum vermeld moet worden wanneer de gedragsaanwijzing ingaat en voor welke periode de gedragsaanwijzing geldt. Dit mag voor maximaal 90 dagen. Deze periode mag drie keer verlengd worden, als niet tijdig een onherroepelijk vonnis (waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat) is gewezen. Tegen zo een gedragsaanwijzing en de verlenging kan je in beroep gaan bij de rechtbank. Opvallend is dat in de wet niet is vermeld binnen welke termijn het beroep ingesteld moet zijn. Het is dus niet aan een bepaalde termijn gebonden. Als het beroep eenmaal is ingesteld, beslist de rechtbank zo spoedig mogelijk. Ook voor wat betreft de beslissing van de rechtbank is in wet dus niet vastgelegd binnen welke termijn dit dient te gebeuren.