Bij arrest van het Gerechtshof Den Bosch van 24 augustus 2021 (ECLI: NL: GHSHE: 2021: 2617) heeft het Gerechtshof uitspraak gedaan over een fietser (zelfstandig ondernemer met een AOV afgesloten bij MOVIR) aangereden door een personenauto.

Het Gerechtshof verklaart voor recht dat de AOV een sommenverzekering is en deze niet voor verrekening in aanmerking komt in de zin van art. 6: 100 BW.

De vraag of een AOV een sommenverzekering dan wel een schadeverzekering is, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord, maar is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, zoals de omschrijving van het verzekerd risico in de polisvoorwaarden en wat tussen partijen is besproken in het kader van het sluiten van de verzekering.

Als uitgangspunt geldt dat een particuliere AOV in het algemeen een sommenverzekering is. Als het inkomen zowel bij de totstandkoming van de verzekering als bij het bepalen van de hoogte van de uitkering en rol heeft gespeeld, dan bestaat een koppeling tussen de daadwerkelijk geleden schade en de hoogte van de uitkering, en is sprake van een schadeverzekering.

Speelt het inkomen uitsluitend bij de totstandkoming van de verzekering een rol en nadien niet meer, dan is sprake van een sommenverzekering.

In casu heeft het inkomen slechts bij de totstandkoming van de AOV een rol gespeeld. De uitkering uit hoofde van de AOV is slechts afhankelijk gesteld van de mate van arbeidsongeschiktheid, waarbij een koppeling is gemaakt met de verzekerde jaarrente. De AOV in casu is dus een sommenverzekering.

Verder verwijst het Gerechtshof naar de gezichtspunten van de Hoge Raad uit ECLI: NL: HR: 2010: BM7808